Els Boussemaere en Marnix Strubbe, Ryckevelde 10, 8340 Damme
Al sedert 1956 zorgt de Stichting Ryckevelde voor Europese en
internationale vorming en informatie op mensenmaat.
Zij doet dit vooral via het onderwijs, door de organisatie van
Europese vormingsdagen, het aanmaken van didactisch materiaal,
diverse publicaties en allerlei vormen van dienstverlening.
Begin de jaren negentig kwam daar nog de zorg voor de
internationalisering van het Vlaamse onderwijs bij. Samen met de
Landcommanderij Alden Biesen (Bilzen) worden internationale
ontmoetingssessies voor leerkrachten georganiseerd, en via het
tijdschrift Eureka poogt de Stichting Vlaamse scholen in contact
te brengen met buitenlandse partners.
In 1991 verzocht toenmalig Minister van Onderwijs Daniel Coens
Ryckevelde enkele modellen voor klasuitwisselingen uit te werken.
Vanuit onze ervaring kunnen wij nu stellen dat, wil een
uitwisseling een redelijke kans op slagen hebben, het project
minstens aan de volgende voorwaarden moet voldoen:
Verschillende projecten werden volgens dit model
opgebouwd. Bijzonder succesvol was A nos morts glorieux -
Their name liveth for evermore, een project waarbij
leerlingen werkten rond oorlogsmonumenten, met telkens een
tentoonstelling als resultaat.
Een andere blockbuster was het theaterproject Het
waren twee koningskinderen, dat samen met de Brugse
regisseurs Ivo Opstaele en Rik De Jonghe op stapel werd gezet.
Het centrale thema van Het waren twee koningskinderen
was de tragische liefde. Als uitgangspunt werden vier verhalen
met betrekking tot dit thema gekozen: Tristan en Isolde, Phaedra,
Romeo en Juliet, Ines en Pedro. Deze verhalen zijn niet alleen
dramatisch heel interessant, ze sluiten bovendien nauw aan bij de
leefwereld van de jongeren en ze getuigen van het rijke, Europese
culturele erfgoed.
Begin september kozen de Vlaamse en de buitenlandse klas na
onderling overleg elk voor twee van de vier teksten. De gekozen
teksten werden in de klas bestudeerd in een vakoverschrijdende
context. Daarop maakte elke klas een koningsboek. In
deze boeken (van zon 50 op 70 cm) moesten het thema en de
besproken teksten op een creatieve manier verwerkt worden. Dit
kon gebeuren door middel van:
De oogst aan creatieve vondsten was telkens bijzonder rijk.
Met veel enthousiasme en fantasie werkten leerlingen (en
leerkrachten!) aan de opdrachten. De verhalen werden vaak naar
onze tijd herschreven, kregen een totaal ander einde, een nieuwe
invalshoek of er werd bijvoorbeeld een coroners
inquest report gemaakt in verband met case n. 3276,
concerning the mysterious deaths of Juliet Capulet and Romeo
Montague, from Verona. (Zie bijlage 1 voor een aantal
fragmenten uit zon koningsboek.)
De koningsboeken waren het eerste contact met de buitenlandse
klas: begin december werden ze (per post) uitgewisseld. Bij het
begin van het tweede trimester hadden de beide klassen nog
voldoende tijd om, aan de hand van de ontvangen koningsboeken,
met de twee andere (niet bestudeerde) verhalen kennis te maken.
In de loop van de maanden maart, april of mei kwamen de twee
klassen voor één week samen in Vlaanderen. Dit gebeurde in
Brugge of Sint-Katelijne-Waver, telkens in internaatsverband. Er
werd niet met gastgezinnen gewerkt, omdat dit het verloop van de
theaterwerkzaamheden alleen maar zou bemoeilijken. Om efficiënt
te kunnen werken, moesten de leerlingen de hele tijd ter
beschikking zijn.
Op donderdagnamiddag kwamen de onderscheiden klassen in de
jeugdherberg aan. s Avonds hadden ze een eerste ontmoeting
met de regisseurs en stonden er enkele opwarmingsoefeningen op
het programma. (Kennismakingsspelletjes, kleine
improvisatie-oefeningen, concentratie-oefeningen)
De vrijdag werden de twee klassen in twee groepen (telkens
Vlamingen met buitenlanders) opgesplitst. Via allerlei
spelopdrachten maakten de leerlingen verder kennis met elkaar,
langs stem, klank en beweging. De hoofdaccenten waren
concentratie, inleving en improvisatie. Aan de hand van de
koningsboeken werd het opzet en het verloop van de volgende
sessies verduidelijkt. Dit laatste is bijzonder belangrijk,
gezien de leerlingen zich meestal afvragen waar al die
eenvoudige oefeningen wel toe dienen en zij, in
tegenstelling tot de regisseurs, geen zicht hebben op het beoogde
eindprodukt.
Op vrijdag werden ook een aantal dramatisch bruikbare
fragmenten uit de koningsboeken gedestilleerd en besproken.
s Zaterdags werden deze stukken, door middel van
improvisatie- en spelopdrachten, op verschillende wijzen bewerkt,
gespeeld en besproken. Daarbij lag het accent vooral op het
samenspel. Het was echter nooit de bedoeling om de vier verhalen,
zelfs niet fragmentarisch, na te spelen. De verhalen zijn immers
slechts een basis om enerzijds te komen tot een kennismaking met
enkele aspecten van dramatische vorming: stem, klank en beweging
in confrontatie met elkaar, en anderzijds om de eigen grenzen en
mogelijkheden rond expressie te ontdekken, te bevragen en te
verleggen en zo in communicatie te treden met mensen met een
andere achtergrond.
Uit de hoeveelheid werkstukken die in de loop van de zaterdag
ontstonden, werden bepaalde elementen weerhouden, toegevoegd of
aan elkaar gekoppeld. Dit eerste, ruwe resultaat werd op
zondagmorgen binnen de deelgroep getoond en eventueel aangepast.
Daarna kwamen de twee groepen bij elkaar om alle fragmenten tot
een geheel te verwerken dat kon worden opgevoerd. Op zondagavond
werd een beperkt aantal ouders, leerkrachten en vrienden
uitgenodigd voor de werkvoorstelling. Telkens kon een bijzonder
afgewerkte voorstelling gebracht worden. In het kasteel
Ryckevelde gebeurde dit meestal onder de vorm van tableaux
vivants, waarbij het publiek zich van zaal tot zaal verplaatste.
Om de intimiteit van de groep niet te verstoren, namen de
leerkrachten nooit deel aan de workshops. Van elke klas waren er
echter permanent enkele leerkrachten aanwezig om de signalen
vanuit de groep aan de regisseurs door te spelen of problemen op
te vangen. Dat laatste was geen overbodige luxe, want vele
jongeren realiseerden zich niet dat theater zo veel inzet vergt
en hadden het soms moeilijk met de emoties die het toneelgebeuren
deed opborrelen. Tijdens de voorbereiding (koningsboeken)
speelden leerkrachten van verschillende vakken (talen, esthetica,
geschiedenis, plastische opvoeding, ...) meestal een activerende
en enthousiasmerende rol.
Het waren twee koningskinderen werd in de periode
1991-1995 een twaalftal keer door de Stichting Ryckevelde
georganiseerd. In 1996 bewees regisseur Dirk Van Vaerenbergh dat
het raamwerk en het praktisch concept ook kunnnen gebruikt worden
met vier totaal verschillende verhalen. Op onze uitnodiging
realiseerde hij het project Equal Affections en werkte
daarbij met Antigone (Anouihl), A Lie of the Mind
(Sheppard), Bent (Sherman) en Frühlingserwachen
(Wedekind). Het resultaat was een totaal andere, maar niet minder
gesmaakte voorstelling.
Het is onze overtuiging dat het voorgestelde model bijzonder
dienstig kan zijn voor scholen die een grensoverschrijdend
uitwisselingsproject voor hun leerlingen wensen op te zetten. Zij
kunnen daarbij een beroep doen op (semi-)professionele
regisseurs, maar zeker ook gebruik maken van de toneel-know how
die in veel scholen aanwezig is. Het produkt hoeft immers niet zo
afgelijnd te zijn, het proces is minstens even belangrijk. Een
geslaagd uitwisselingsproject kan er alleen maar voor zorgen dat
het water tussen malkander wat minder diep wordt...
De theaterprojecten Het waren twee koningskinderen en Equal
Affections worden niet meer als kant-en-klare
uitwisselingspakketten aangeboden. Scholen die de werkvorm
theater willen hanteren bij een internationaal project kunnen
echter wel de Ryckeveldemodellen overnemen of er zich door laten
inspireren. Voor alle praktische informatie daaromtrent kunnen
zij steeds bij de Stichting Ryckevelde terecht. Die kan trouwens
ook advies verschaffen omtrent de verdere invulling van een
uitwisselingsprogramma, het zoeken van een partnerschool,
subsidiekanalen en dergelijke meer.
Bijlagen: Fragmenten uit de koningsboeken in W.v.T. 78, p 73-76