Leo Gysegom, Irislaan 20, 3061 Leefdaal
Karel Van Rompaey, Schoolstraat
8, 3380 Bunsbeek
Omer Willems, Bisschoppenhof 7, 3270 Scherpenheuvel
Toen in 1991 het navormingsproject Efficient Language
Learning afgesloten werd, hadden 256 leerkrachten uit 63
Vlaamse scholen zich als teams bekwaamd in de communicatieve
aanpak zoals voorgeschreven door het nieuwe leerplan.
Verscheidene deelnemers hadden aan het einde van het project
slechts één verzoek: Nog meer bijscholing... over
communicatief testen volgende keer!
Inderdaad, het is niet consequent en zelfs gewoon onrechtvaardig,
als men wel communicatief les geeft maar niet communicatief
examineert. Men toetst toch wat men heeft aangeleerd! Voor het
toetsen van communicatieve vaardigheden echter liggen theorie en
praktijk nog ver uit elkaar. Sommige leerkrachten voelen zich
trouwens ronduit in de steek gelaten: vaste normen of een methode
worden nergens voorgeschreven en ook de navorming wijdt slechts
sporadisch enige aandacht aan communicatief toetsen. Dit is
jammer.
Onze vroegere inspecteur en begeleider, Jos Vanachter, stelt het
zo (in Nova et Vetera, jg. LXXII, nr 6 p. 419-440):
Geleidelijk aan krijgen zij [de leraren] de techniek van het lesgeven op een communicatieve manier wel onder de knie. Maar als het op evaluatie aan komt, deinzen velen terug voor de logische consequenties. (p.419)
Mondelinge toetsen lijken riskant, subjectief, tijdrovend en worden daarom met argwaan bekeken. Leerlingen houden er nog niet van en leraren proberen ze te vermijden. (p.425)
De auteur zegt rake dingen over zinvol evalueren, meer bepaald van mondelinge communicatieve vaardigheden:
Maar als we het ernstig menen met de communicatieve aanpak van een vreemde taal, moeten we wel overgaan tot mondelinge toetsvormen. Eerst en vooral zullen leerlingen pas goed gaan leren als ze weten dat ze ook getest zullen worden. En anderzijds moeten we toch ook meten en oordelen - zowel formatief als summatief - of de leerlingen in staat zijn om een vreemde taal te spreken en spontaan in die taal te communiceren. (p.425)
Ongetwijfeld kwam het merendeel van de collegas Engels
reeds eerder tot dit besluit en voegden zij de daad bij het
woord. In heel wat scholen wordt geëxperimenteerd met allerlei
vormen van communicatief toetsen.
In het O.-L.-Vrouwecollege van Tienen is het
duo-examen of paired interview als
mondelinge proef voor zesdes en vijfdes al enige jaren
ingeburgerd. Leerlingen demonstreren hun communicatieve
vaardigheid samen met een partner. Zij overbruggen een
informatiekloof, zij interviewen elkaar of spelen een rolletje,
zij lossen problemen op, zij interpreteren een gedicht, een serie
fotos, enz...
Het O.-L.-Vrouwecollege (ASO) fusioneerde in 1994 met het
St.-Jozefsinstituut (ASO, TSO en BSO), waar een andere traditie
van examineren bestond. Natuurlijk moest er gepraat worden.
Tijdens vakvergaderingen kwamen we tot een gezamenlijke strategie
voor het vak Engels en tot concrete afspraken. In de derde graad
zouden mondelinge examens worden georganiseerd: voor het eerste
jaar in december, voor het tweede jaar in juni.
Wij geraakten het niet helemaal eens over het examenformaat: dat
moest zowel voor leraren als voor leerlingen optimaal zijn. Het
artikel van Jos Vanachter was de directe aanleiding om aan action
research te doen: via een experiment en een enquête wilden wij
proberen tot een gefundeerde keuze te komen.
Naast individuele mondelinge examens worden in Tienen dus ook
paired interviews of duo-examens afgenomen. In zijn
artikel stelt Jos Vanachter een interessante variant van dat duo-examen
voor, een methode die trouwens ook door Diane Wallis (Testing
in twos - the paired format in oral examinations, IATEFL
1994) en het UCLES-team wordt gepropageerd: twee leerkrachten, de
interlocutor en de assessor, examineren
samen twee leerlingen. Deze variant hebben wij het duplo-examen
genoemd.
Nu wilden wij wel eens weten wat de relatieve voordelen zijn voor
examinatoren en examinandi van deze verschillende
examineermethodes en welke procedure misschien de standaard kon
worden in onze school. Daartoe organiseerden wij de mondelinge
examens van de vijfdes (december 1995) op drie verschillende
manieren en spraken de drie betrokken leerkrachten af om de hele
zaak goed te observeren en te evalueren. Lekker meegenomen
daarbij was dat alle vijfdes hetzelfde schoolboek gebruiken, dat
ze grotendeels dezelfde units hadden gezien en dezelfde taken
volbracht.
Het experiment betrof dus alle eerste jaren van de derde graad:
105 leerlingen, 10 klassen. De leerlingen werden een maand voor
de examenreeks ingelicht over de voor hen gekozen
examineermethode.
Welke procedure er ook voor een bepaalde klas gekozen werd,
telkens sloten de opgaven aan bij de klasactiviteiten van het
eerste trimester:
- een stellingname i.v.m. een probleem, een tekst, visueel
materiaal;
- een rollenspel;
- het overbruggen van een informatiekloof.
2.1.1 Het klassiek mondeling examen:
Vier klassen (ECWI, GRLA, LAWE, LAWI; 29 leerlingen) legden een
klassiek mondeling examen af. De leerlingen werden
individueel door hun leraar getest en geëvalueerd. Ze kozen
blind een steekkaart met opdracht i.v.m. een topic uit het
leerboek. De leraar speelde de rol van gesprekspartner voor de
leerlingen en observeerde hen ondertussen. Het examen duurde 15
minuten. De leerlingen kregen 15 minuten voorbereidingstijd:
terwijl één leerling bezig was met zijn examen bereidde een
andere zich in hetzelfde lokaal voor.
2.1.2 Het duo-examen:
Vier klassen (LAMT, MTWE, MTWI, WEWI: 39 leerlingen) legden een
duo-examen af. Een paar weken voor het examen kozen de leerlingen
hun partner waarmee ze op het examen hun mondelinge
taalvaardigheid konden demonstreren voor hun vakleraar.
De leerlingen van de LAMT kenden hun onderwerp niet op voorhand.
Ze wisten wel dat het over een topic van het schoolboek zou gaan
en dat ze ingeoefende functies zouden kunnen gebruiken. Zij
kregen een willekeurig gekozen steekkaart met opgave - en
desgevallend de bijhorende fotos en teksten - en konden
zich tien minuten lang individueel voorbereiden in het
examenlokaal. Tijdens hun dialoog hield de leraar zich zoveel
mogelijk afzijdig om goed te kunnen observeren. Het examen duurde
20 minuten.
De leerlingen uit de andere klassen hadden taken rond drie
onderwerpen gekregen (1. School systems and school rules, 2.
Phobias, 3. Agony aunt) en konden voor het examen op voorhand
oefenen. De leraar leidde de gesprekken in en stelde bijkomende
vraagjes. Zo vermeed hij dat de leerlingen gememoriseerde
dialoogjes zouden spelen en kon hij de improvisatievaardigheid
van zijn leerlingen testen. Het examen duurde 20 minuten.
2.1.3 Het duplo-examen
Twee klassen (MEWE, ECMT: 37 leerlingen) legden een duplo-examen
af, met een partner bij hun leraar en zijn collega. De opgaven en
de aanpak verschilden niet van die van het duo-examen, alleen
waren er nu twee leerkrachten om te evalueren. De procedure voor
ECMT was dezelfde als voor LAMT, MEWE kreeg een gelijkaardige
opdracht als MTWE, MTWI en WEWI (zie 2.1.2). De vakleraar was
telkens interlocutor (wij noemden hem
examinator) en zijn collega de assessor
(wij noemden hem observator).
De examinator verwelkomde zijn leerlingen en stelde ze voor aan
zijn collega. Hij leidde het gesprek en beoordeelde het naar
inhoud en vorm. Hij bezorgde zijn collega-observator een
evaluatieformulier met daarop de namen van de kandidaten en een
markeringstabel. De observator kwam niet tussen in het gesprek:
hij observeerde en evalueerde communicatieve vaardigheden voor de
examinator volgens de afgesproken criteria.
2.2.1 Het duo-examen en het individueel mondeling examen
Nadelen van beide
Voordelen van het duo-examen ten opzichte van het individueel examen
2.2.2 Het duplo-examen
Voordelen
Nadelen
Een maand na de examens peilden we met behulp van een
enquêteformulier naar de appreciatie van de leerlingen. Alle
leerlingen van de derde graad werden bevraagd: vijfdes, die het
examen in december mondeling deden, en zesdes, die ofwel nooit
ofwel een jaar voordien een mondeling examen Engels hadden
afgelegd.
In het totaal verwerkten we 221 formulieren. Om beïnvloeding te
vermijden verliep de enquête anoniem. Van elke leerling werd de
score (0 tot 5) op een rekenblad ingevoerd: zo konden we
automatisch gemiddelde procenten berekenen voor elk jaar, voor
elke klas, voor elke vraag. In wat volgt noteren wij enkele
opvallende conclusies.
3.2.1 Alleen jij en je leraar (53,5%)
3.2.2 Jij en je partner bij je leraar (80%)
3.2.3 Jij en je partner bij je leraar en een collega (46%)
Het duplo-examen (twee leerlingen, twee leerkrachten) lijkt
ons voorlopig de meest aangewezen manier om communicatief te
toetsen.
De cijfers lieten zien dat het duo-examen (twee leerlingen bij
hun leerkracht) de voorkeur wegdraagt van de meerderheid van de
leerlingen. T.o.v. het klassieke, individuele examen heeft het
duo-examen inderdaad nogal wat voordelen - voordelen die ook voor
het duplo-examen gelden (zie verder).
Daarnaast konden wij vaststellen dat de nog bestaande weerstand
t.o.v. het duplo-examen slechts voorkomt in klassen die er nog
niet mee te maken kregen. De weerstand spruit o.i. dus voort uit
ongegronde vrees voor het onbekende. Wij vertrouwen erop dat deze
angst spectaculair zal verminderen wanneer het duplo-examen de
mondelinge examen-standaard wordt in onze school. Worden
leerlingen bovendien niet beter gevormd als ze leren hun mannetje
te staan voor een meerkoppige jury?
1. De leerlingen die een duplo-examen aflegden zijn ervoor
gewonnen.
2. Leerlingen voelen zich bij dit examen betrokken. Het kiezen
van een partner is hun verantwoordelijkheid en resulteert in
grotere solidariteit.
3. Het duplo-examen garandeert de leerlingen objectiviteit.
4. De leerlingen krijgen alle kansen om hun vaardigheid te
bewijzen zoals die in de klas tijdens de pair work sessies werd
geoefend.
5. De kandidaten leren zich voor een jury te verdedigen.
6. Het duplo-examen stimuleert teamwork in het lerarenkorps.
7. Het duplo-examen resulteert in meer gedetailleerde evaluatie
en mogelijke remediëring. Dank zij de observator kunnen meer
verbale parameters weerhouden worden en krijgt de examinator
welkome feedback. De examinator zal een leerling precies kunnen
zeggen waarin hij goed is en waar hij nog vorderingen moet maken.
Jos Vanachter :
Enige vorm van betrouwbaarheid (bij evaluaties) kan slechts bereikt worden door een vergelijking te maken met standaardprocedures. Examinatoren moeten opgeleid worden om dit te doen door voorbeeldprestaties op video of cassette te beoordelen en hun eigen beoordeling te vergelijken met elkaar en met het oordeel dat voor die modellen al bepaald werd. (P. 429)
Met dit doel voor ogen werden in het O.-L.-Vrouwecollege
video-opnames gemaakt van het duplo-examen. De filmbeelden tonen
hoe vijfdejaars-leerlingenparen diverse taken volbrengen en zijn
bedoeld om onze observaties betrouwbaar te maken en beoordelingen
te verfijnen.
Dit materiaal kan misschien ook in andere scholen diensten
bewijzen, op vakvergaderingen over mondeling Engels examineren
bijvoorbeeld. Karel Van Rompaey (016-779302) en Omer Willems
(013-774713) staan hiervoor graag te uwer beschikking.