|
|||||||||||
|
une maison d'étudeWetenswaard:
De ‘école moyenne’ was en bleef het exclusieve domein van geestelijke leraars. De professoren verdienden 800 fr., de directeur (tevens lesgever) 1200 fr. per jaar. De priesters stortten een deel in de 'caisse des professeurs'. Rijk werden ze zeker niet! omnivalente professors
De leraars uit die dagen spreidden een omnivalentie ten toon die na driekwart eeuw al epische allures aangenomen heeft. U wrijft best even in de ogen, voor u leest tot wat E.H. François bekwaam werd geacht. Deze werd op 8 juni 1895 in de hoogste klassen van de lagere school, septième A en septième B, gedropt maar ambuleerde twee jaar nadien, anno 1897-1898, in bijna de volledige middelbare. Hij doceerde immers 'géographie' in poësis, retorica, troisième en quatrième, 'le Fraçcais' in troisième en in de 'section professionnelle', 'le Grec' in de troisième en quatrième, 'religion' en 'histoire' in troisième en quatrième. En zeggen dat 'allrounders' als deze jonge priester geen zeldzaamheid waren, want de jongst aangekomen leerkrachten kregen vaak dit juk op de nek. Dat systeem hypothekeerde ongetwijfeld de kwaliteit van het onderwijs. Het verklaart voor een ruim part de sterke selectie onder de leerlingen, vooral in de lagere middelbare klassen. Die waren immers het dichtst bevolkt. De directie trachtte nochtans sedert ca. 1892 binnen de enge financiële grenzen de didaktiek te verfijnen. Vooral Neyens beijverde zich bij de uitbouw van een leraars- en leerlingenbibliotheek. Die voor de leraars schijnt zelfs merkwaardig geweest te zijn voor de bisschoppelijke colleges. Van de boeken rest evenwel niet veel meer dan de verzamelde werken van enkele Latijnse schrijvers. Men was tevens geabonneerd op een aantal tijdschriften, waarvan bekend zijn: Revue d'Enseignement Chrétienne, Vie diocésaine, Revue générale, Musée belge, Ecole primaire, Ons Geloof, Cassianusblad en waarschijnlijk ook Dietsche Warande en Belfort, waaraan E.H. Niederer wel eens zou meegewerkt hebben. Vooral na de bisschoppelijke instructies van 1906 werd de bibliotheek goed verzorgd. didactische uitrusting Voor de leerlingen bestond er een didactische 'infrastructuur' met een 'cabinet de physique' (met Leidse fles, klos van Rumkorf,
Maagdeburgse halve bollen, machine van Ramsden en pneumatische toestellen), 'un musée d'histoire naturelle' en een bibliotheek. De leerlingen mochten sedert 3 november 1892 boeken ontlenen op de vrije dinsdag- en donderdagnamiddagen voor de wandeling en 's zondags voor de hoogmis. Lezers kregen de raad mee:
Aan andere leermiddelen was de school niet rijk. In 1909 maakte de directeur volgende schrale inventaris op:
'Le college possède plusieurs bonnes cartes, Voor de basisschool deed directeur Halflants per klas met elk twee leerjaren volgende aangifte:
'1 Collection de 6 tableaux par Frans Nackaerts. Zeker inzake literatuur verstrekte het O.-L.-Vrouwecollege geen progressief onderwijs. Wat toen modern was en realistisch heette, stond op de index van de meeste colleges. In de Franse literatuurlessen zwoer men bij La Fontaine, Racine, Corneille, Bossuet, Fénélon, de Massillon, Bourdaloue, de Chateaubriand en de Lacordaire. In de 'Vlaamsche' lessen geraakte men niet voorbij Vondel, Bilderdijk, Tollens, Helmers, Ledeganck en De Koninck. expressieDuidelijke accenten werden gelegd op de mondelinge en schriftelijke expressie.
'Qu'ils deviennent prêtres, médecins ou avocats, Aldus omschreef De Wekker het belang van voordragen. Sinds 3 april 1895 gingen de voordrachtexamens in de studiezaal door. De declamatie-oefeningen werden door directeur Neyens nog geïntensifieerd, blijkens informatie uit 1908. Elke maandagmorgen moesten per klas één of twee even vooraf verwittigde leerlingen het podium van de studiezaal op om een Franse of Vlaamse tekst ten beste te geven en de trimestriële uitslagafroepingen werden door dergelijke exhibities voorafgegaan. Deze traditie zou trouwens een taai leven leiden.
De apotheose van de verbale vaardigheid beleefden de ouders en sympathisanten op de jaarlijkse prijsuitdeling, waarbij de leerlingen van de middelbare een Vlaams (meestal in 1 bedrijf) en een Frans stuk (gewoonlijk in 2 bedrijven) opvoerden, bv. 'Welkom in een
kegelspel' en 'Les jeunes captifs' (1889). © kvr |