Omstreeks 1961 telde het college 33 klassen: 16 in de voorbereidende afdeling (6 in de kazerne, 2 in de noodlokalen, 6 in het gebouw van 1911), 17 in de middelbare afdeling (3 in het gebouw van 1932, 10 in het gebouw van 1889, waarvan 2 op de zolder, 4 in dat van 1911). 

groot college klein college

In 6 klassen voldeed de verlichting niet. Tien lokalen waren verouderd. (In één ervan helde de vloer wel 15 cm!) De sanitaire installatie bestond uit 5 toiletten en 7 urinoirs voor 392 leerlingen. In het gebouw van 1911 waren voor de priesters 6 zitkamers en evenveel slaapkamers voorzien, in de oudste vleugel 8 zitkamers en evenveel armoedige slaapkamers. De voorgevel liep langs de marktkant uit in de 2 krotten, eigendom van de school. Kortom, het college werd volgens directeur Joossens terecht gedoodverfd als 'een oud kot'. E.H. Joossens heeft dan ook de aarzelende nieuwbouwbedoelingen met langer laten sloffen. Op 28 augustus 1959 werd hij bestuurder. Enkele dagen later, op 6 september, had hij al een onderhoud met Mgr. Maisin te Mechelen. 

 

nieuwbouw

Het schoolpact en het pas gestichte bisschoppelijke bouwfonds (met de priester-leraarswedden) maakten de toekomst rooskleurig en Maisin zette het licht op groen voor Joossens' denkbeelden. Tussen woord en daad stonden echter veel praktische bezwaren. In de loop van 1960 én 1961 werden belendende gronden aangekocht en erfdienstbaarheden verworven. Een grote stap vooruit was de aankoop van een deel van de kazerne (36 a 40 ca, 02.02.1961), waarnaar de basisschool kon uitwijken. Het ontwerp van de Tiense architect J. Stas ontving het fiat van de diocesane gebouwencommissie ((05.06.1961). Het contract met aannemer Theunis (Ranst) werd op 27 februari 1962 ondertekend voor de som van 12.061.137 fr. De werkzaamheden sleepten aan wegens funderingsproblemen - er moesten 62 bouwputten tot soms 4 meter diep gegraven worden! - en wegens een winterstop van meer dan twee maanden (24.12.1962 - 03.03.1963). Eind 1964 naderde de nieuwe vleugel echter zijn voltooiing. Alleen de turnzaal stond nog in ruwbouw.


Leraarstafel taallabo

In het schooljaar 1965-1966 had de humaniora de infrastructuur van een moderne school. De riante voorgevel met de gekleurde mozaïekbekleding overschaduwde de 'gestichtsfaçade' van 1889 volkomen. De priester-leraars konden 9 tweekamerflats betrekken (badruimte op elke verdieping). Er waren 2 spreekkamers, 3 lokalen voor de administratie, 13 klaslokalen, een conferentiezaal, een refter, een toonbaar toiletgebouw en een turnzaal met een theaterpodium. (Dat laatste kon helaas niet volgens het ontwerp gerealiseerd worden, daar de eigenaar van het aangrenzende perceel dwarslag.) Men pakte zelfs uit met het neusje van de zalm inzake pedagogisch vernuft: een taallabo. De speelplaats werd tijdens de grote vakantie van 1965 opnieuw geplaveid.

Ondertussen was er begin 1960 een degelijk laboratorium voor wetenschappen geïnstalleerd. E.H. Joossens ruimde daarmee alle frustraties op uit zijn eigen loopbaan als leraar natuur- en scheikunde. Hij zorgde voor een Orff-instrumentarium en besteedde grote aandacht aan public-relations via een nieuwe folder en een affiche - frisse jongenskop, Griekse maskers, scheikundige retorten, torens van Tienen - en een aantrekkelijke lay-out voor het blad van de oud-leerlingenbond, dat nu een naam kreeg: Antenne. Al deze druksels vielen trouwens op door een uitgesproken zin voor eigentijdse design.

Niet alleen de materiële leeromgeving verbeterde. Het studieaanbod waaierde uit naar een Latijn-Wetenschappen (1959-1960) en een Wetenschappelijke B (1962-1963), naast de bestaande Latijn-Griekse en Economische richtingen. Op 3 september 1962 werd het Vrij Instituut voor Avondonderwijs aan het college gehecht. Dit bood lessen aan in moderne talen en handel. V. Francen was er de directeur van tot 1979-1980. Na hem vervulden E. Berode en J. Ickx deze functie.

 

concurrentie

Deze uit- en inwendige metamorfose volstond nog niet om de negatieve trend van het leerlingenaantal tegen te gaan. Omstreeks 1960 begon een neerwaartse curve. Van 1959-1960 naar 1960-1961 deed zich een daling van 23 voor in de klassieke humaniora, van 20 in de voorbereidende. Het totale effectief zakte van 870 (1959-1960) naar 812 (1961-1962). Dit fenomeen zette zich door met een dieptepunt van 703 leerlingen in 1967-1968. De oorzaken van deze evolutie waren te vinden in de vermindering van de geboorten, de steeds grotere concurrentie van het officiële, maar ook van het eigen net. Vooral de Tiense gemeentescholen en de PNT boden de ouders voordelen aan waar een vrije instelling enkel kon van dromen: goedkope maaltijden, reizen, gympies en vooral vervoer. Een vader uit Orsmaal had reeds twee zonen in het college en had er veel voor over om ook zijn twee jongsten daar naartoe te sturen. Er was echter één groot obstakel: 4 abonnementen kostten 6.100 fr...! Was het dan te verwonderen dat minder gegoede ouders uit de randgemeenten voor het officiële net kozen? In 1961-1962 namen bijvoorbeeld 20 leerlingen van Bunsbeek de schoolbus van de stad. Onrustwekkend, want Bunsbeek was steeds erg op onze school gericht geweest. Bovendien kaapten nieuwe staatsscholen, zoals die van St.-Joris-Winge en Boutersem, collegekandidaten weg. Die invloed dreigde evenwel ook vanuit het eigen milieu. Ook daar haalden verscheidene nieuwe stichtingen jongens weg. Het vierde-graadsniveau ging verloren aan de Vrije Technische School (VITO). In 1964-1965 verdween het 7de leerjaar. 'De mannen van Landen' bleven in eigen kring, waar zij nu een eigen college hadden. Zoutleeuw kreeg eveneens zijn Tarcitiuscollege. Oud-leraar Devos nam er de leiding van. Deze school recruteerde nochtans eerder buiten ons 'hinterland'.

De marges van het traditionele wervingsbestand werden zo krap, dat er spoedig zelfs binnen het vrije net een neiging tot 'protectionisme' de kop opstak. Elke instelling trachtte de kinderen in eigen huis te houden. Van ca. 1968 tot 1973 brak de periode van de huisbezoeken aan. Leerkrachten trokken op pad van Wange tot Willebringen om ouders tot de overstap van hun kind naar het college te overhalen. Heel vaak een platgetreden pad! Er werd nu ook, weliswaar tegen betaling, in de mogelijkheid van warme maaltijden voorzien (sedert 1972-1973).

 

rationalisatie

Een grondige rationalisatie en een vorming van scholengroepen drongen zich op. Aldus kon men niet alleen de krachten beter doseren, doch tevens beter inspelen op de wettelijke voorzieningen, waaraan het vrij onderwijs sedert het schoolpact van langsom minder ontsnapte. Vooral echter de VSO-vooruttzichten van toen noopten daartoe.

Onze bestuurder sedert 1968, E.H. Jozef Peeters, heeft hierin een eersterangsrol gespeeld. Hij deed dit blijkbaar zo goed dat hij geen vijf jaar later (14.02.1973) naar de Mechelse echelon klom en er promoveerde tot bisschoppelijk vicaris voor de Nederlandstalige sector van het onderwijs (14.08.1981). Tijdens de zomervakantie van 1970 kwam de vroegere gemeenteschool van Lubbeek onder het pedagogisch toezicht van het college. Vanaf 1971-1972 werden de directies van de katholieke Tiense jongensscholen samengebracht in een permanente coördinatiecommissie onder voorzitterschap van E.H. Peeters. In samenwerking met de Dienst voor Statistiek en Planning werden in december 1972 de eerste plannen voor de herstructurering van het Tiense vrij onderwijs uitgedokterd. Uiteindelijk leidden die ertoe dat onze school ondergebracht werd in een gemeenschap met het Immaculata-instituut te Tienen en met het Instituut O.-L.-Vrouw-van-de-Rozenkrans te Lubbeek. Directe gevolgen had deze groepering voornamelijk op het vlak van de reaffectatle van leerkrachten (sedert 1979). 

De opvolger van E.H. Peeters, E.H. R. Pappaert, bevorderde de groei van de voorbereidende afdeling door de overname van twee 'buitenscholen': in 1973-1974 de kleuterschool van de H. Hartparochie ofte 'het schooltje langs de Aarschotsesteenweg', meteen een vervollediging van het onderwijsaanbod (toen 57 jongens en 34 meisjes), in 1975-1976 de ex-gemeenteschool van St.-Margriete-Houtem (toen 21 kleuters en 27 leerlingen in een 1ste en 2de leerjaar). Deze laatste is sinds 1984-1985 echter gesloten. 

 

klein college

De naam van E.H. Pappaert zal terecht verbonden blijven aan het nieuwe gebouw van de basisschool, het logische vervolg op de realisatie van E.H. Joossens. Over die vernieuwing was voor de eerste maal sprake begin 1974. De aanbesteding had plaats op 22 november 1977. De werken startten op 13 maart 1978. (Nu werden 136 palen 9,5 meter in de grond geboord.) Onze directeur leek wel met de bouwhelm geboren, want op de werf volgde hij de voortgang der werken tussen de werklui. Op 6 november 1979 kon Julien Steels met zijn 1ste leerjaar de oversteek beginnen van de aftandse kazerne met de oude banken en dito kachels naar een hypermodern complex van 67 miljoen voor 16 klaslokalen, een turnzaal, materiaallokaal, administratieblok, polyvalente refter en volledig ingerichte keuken. Het werd ontworpen door architect Morren en ingewijd op 26 januari 1980.

Zo kwam 'het klein college', zoals het in de volksmond werd gedoopt, tot stand. Het groeide omzeggens uit tot een entiteit met onafhankelijke werking. Aan het hoofd ervan stonden in deze periode H. Devroye, V. Francen (1965-1966), R. Declercq (1978-1979). J.P. Swijns leidt de basisschool sinds 23.10.1986, effectief sinds 1987-1988. 

De onderwijzersgroep werkte er enthousiast heel wat initiatieven uit. Een unicum te Tienen is het verkeerspark, waar de jongsten speels in de ernst van het verkeer worden ingewijd (1980). Het kwam er met een typische 'vrij-onderwijsaanpak'. De dienst Via Secura tekende het park uit op de oude speelplaats van de kazerne. De leerkrachten (vooral R. Swartenbroeckx, J. Jochmans en G. Kinnart) maakten zelf de verkeerslichten, tekens enz. 
Nog een topper is de organisatie van de bosklassen voor het 6de leerjaar te Sart-les-Spa (vanaf voorjaar 1983) en te Voeren (vanaf voorjaar 1986). Bij vele activiteiten is een dynamisch oudercomité betrokken. 
Vergeten wij ten slotte niet de grootse kinderhappening (14.05.1987), het werk van rijkshoofdinspecteur G. Peeters en S. Thomas met de mensen van het Toreke. De klas van G. Kinnart tekende de affiche. 
Sedert 1974-1975 worden kinderen met leermoeilijkheden bijgestaan door een taakleraar, wijlen E. Wauters, nu J. Staes. 
Er is een turnlerares (Ann De Dobbeleer), een ambulante leerkracht (D. Betrains) en een administratieve hulp (Odette Lemmens). 
Met een morgen- en avondopvang (sinds 1985-1986) komt men tegemoet aan de praktische noden van gezinnen waarvan pa en ma uit werken gaan.

© kvr